Rechtbank Amsterdam, 1 september 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:6732

In een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2015 werd op grond van een door Frankrijk uitgevaardigd Europees Arrestatie Bevel (EAB) de overlevering verzocht van een Nederlandse onderdaan. Overlevering werd verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een in Frankrijk opgelegde vrijheidsstraf voor de duur van 6 jaar.

Artikel 6 lid 2 Overleveringswet

Art. 6 lid 2 van de Overleveringswet verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf. Uitzondering op deze regel doet zich voor indien het vonnis bij verstek (in afwezigheid van de verdachte en/of diens gemachtigd raadsman) is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen om alsnog ter terechtzitting in persoon te verschijnen.

Verzetprocedure

In dat geval dient wel de uitvaardigende justitiële autoriteit, in dit geval Frankrijk, te vermelden in het EAB dat het vonnis na de overlevering aan de betrokken persoon zal worden betekend en dat hij uitdrukkelijk wordt geïnformeerd over een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis.

Bovendien dient te worden vermeld dat betrokkene wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen. In onderhavige overleveringszaak was aan deze voorwaarden voldaan en overlevering van een Nederlandse onderdaan was dan ook toegestaan. De rechtbank benoemt expliciet dat het EAB door de rechtbank word gelezen als strekkende tot vervolging van de opgeëiste persoon.

Omstandigheden waaronder strafbare feiten gepleegd

De raadsman in deze zaak, mr Jonk, had onder meer aangevoerd dat overlevering echter moest worden geweigerd, nu het EAB op grond van art. 2 van de Overleveringswet een beschrijving dient te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Mr Jonk stelde dat voornoemde omstandigheden onvoldoende duidelijk waren omschreven. De rechtbank acht de beschrijving van de feiten summier maar passeert desalniettemin dit verweer, mede gelet op het feit dat de rechtbank het EAB leest als strekkende tot vervolging van de opgeëiste persoon. Ook overigens ziet de rechtbank geen weigeringsgronden voor de overlevering. De overlevering wordt toegestaan.

Link naar uitspraak.